Ryuk brulde woest toen de draak weerstand begon te bieden. Hij bleef koppig de vleugel vast houden. Zelfs toen de staart hem raakte liet hij niet los. Hij voelde hoe iemand, de rijder, op zijn rug geklommen was. Toen de jongen magie tegen hem gebruikte liet Ryuk de andere draak los en brulde van de pijn. Hij begon langzaam een daling in te zetten naar een grote open plek waar minimaal 4 draken van zijn maat konden staan. Hij probeerde tegen de pijn te vechten. Ondertussen, midden in zijn duikvlucht, draaide hij zich op zijn rug zodat, als hij de grond zou raken, de jongen geplat zou worden.
Luna was weer terug naar het huis gelopen, onder de veronderstelling dat het wel goed zou zijn, als ze ineens een brandende pijn voelt. Het was lang niet zo erg als Ryuk zijn pijn, maar hierdoor wist hij wel dat er wat aan de hand was. Ze vloekte luid en rende naar het weiland toe wat ze opende. Snel pakte ze een mantel van de waslijn en greep ze haar pijl en boog die voor de deur stonden. Haar hengst was al braaf naar haar toe gedraafd. Ze steeg op en reed naar het plein waar ze wat strijders om hulp riep. Nog geen 15 minuten later, reed een groepje van 6 ruiters, 5 elven en Luna zelf, weg van het dorp, opzoek naar Ryuk. Luna haar gezicht verscholen onder de cap van haar mantel.